9 september t.e.m. 26 november
Nog altijd vloeien de tekeningen als water uit zijn vingers. Uit ijzer en vuur smeedt hij mythische beelden. Koenraad Tinel, geboren in 1934 in Gent in een kunstenaarsmilieu, begint al heel vroeg te tekenen en piano te spelen. In 1944 vluchtten zijn ouders met hem naar Duitsland, een odyssee door de puinen van Europa die hem onuitwisbaar tekent en die in 2009 leidt tot het boek Scheisseimer met een cyclus van 240 inkttekeningen. Vandaag 83 jaar oud staat Koenraad Tinel onverminderd midden in het leven én de wereld. In zijn recente werk gaat hij aan de slag met de Europese geschiedenis, haar oud-Griekse mythen en het christendom. Dit nieuwe werk brengt hem letterlijk op een 'crux', een kruispunt en een keerpunt. Een struikelblok misschien. Want onlangs diepte hij zijn dagboek op van een maandenlange roadtrip in 1956 naar de toen pas ontdekte Boeddhistische grottempels van Ellora en Ajanta in Midden-India. Met een legendarische 2CV van Citroën trok hij door het huidige conflictgebied in het Nabije Oosten over Syrië en Irak, via Pakistan en Afghanistan om terug te keren over de Balkan, een route die vele vluchtelingen vandaag richting Europa nemen. CRUX is een tentoonstelling waarin Koenraad Tinel een mythische boog spant tussen zijn persoonlijke odyssee en de wereldbrand die vandaag mensen op de vlucht jaagt. De verlaten en verwaarloosde salons in het Abtenhuis vormen de perfecte setting voor een beeld als Tiresias, ‘de blinde ziener’ genoemd naar de Thebaan uit de Griekse mythologie, die door Hera met blindheid werd gestraft, maar ter compensatie de gave van ‘ziener’ kreeg.
door Stefan Hertmans
(...)
Het is wellicht diep verzonken in onze taal, maar het woord ‘insect’ is afgeleid van ‘in secties’ – in afzonderlijke onderdelen, omdat het lijf van insecten meestal bestaat uit drie aparte, in zichzelf afgeronde onderdelen die met slechts één draadje aan elkaar lijken te hangen. Iets dergelijks gebeurt ook met een aantal van de gestalten die Tinel heeft gesculpteerd. Een van de opvallendste voorbeelden is zonder twijfel het grote beeld dat de naam Teiresias draagt. Een nadere beschrijving van dit beeld gooit verhelderend licht op de complexiteit van Tinels beeldtaal. Het beeld bestaat uit twee secties die in elkaar passen met een stang die het massieve geheel rechtop moet houden. Het onderste, een soort sokkel, lijkt een autonoom, amper menselijk been, een onduidelijk gevormd lidmaat; het bovenste, het corpus, heeft ook iets amorfs, maar is tegelijk getekend door uitgesproken seksuele organen: de fallus en de teelballen van Teiresias lijken uit een soort vagina te puilen, terwijl het beeld hogerop menselijke borsten heeft, die zelfs in een soort BH geprangd lijken te zitten – een BH waarvan het weefsel eerder aan iets dierlijks dan aan iets menselijks herinnert.
(...)
Het is op zich verbazend dat een kunstenaar, die zijn scepsis over geloofszaken nooit onder stoelen of banken heeft gestoken, zich nu plots waagt aan een remake van beelden uit het geloof: plots staan voor ons Adam en Eva, een naakt, schriel en tegelijk enorm krachtig stel verliefden, haar schaamlippen gezwollen van verlangen, haar tepels weerloos sensueel en geprononceerd, haar beide insectachtige armen omvatten Adams onzichtbare geslacht. De hoofden neigen naar elkaar zonder dat er psychologie in verschijnt; maar alles ademt hier primaire seksuele intimiteit, onmogelijk te stillen begeerte, een brute tederheid die tegelijk gevoelig en poëtisch is. Ook de aangrijpende, primitieve piëta straalt die brute tederheid uit, rauw en tegelijk mythisch, religie in een wereld zonder god – net zoals de rauwe bevallingsscène die de geboorte van Christus moet voorstellen. Ik vind deze reeks religieuze beelden van een verwarrende en aangrijpende kracht. Maar alles kwam voor mij samen in een beeld dat ik niet eerder had gezien: een onmogelijk te identificeren droomwezen dat de naam Aartsengel draagt. Een realistische slangenkop met gespleten, gouden tong; een lijf als een reuzenhagedis, rechtop zittend in hurkstand; acht borsten die herinneren aan vruchtbaarheidsbeelden (of aan Francis Poulencs Les mamelles de Tirésias); een stijve pik tussen de dierlijke dijen, en de poten uitlopend in smalle hoeven als van een bok. Wie is deze engel? Elke engel is vreselijk, dichtte Rilke – dat wordt hier schrikwekkend duidelijk. Een aartsengel die Dionysos, mythische slang, oermoeder, Teiresias en Priapos in zich verenigt: religie, mythe, beeldtaal, seksualiteit, animisme, sjamanisme? De manier waarop dergelijke beelden ons confronteren met een frappante vermenging van culturele categorieën die meestal streng van elkaar worden gescheiden, illustreert de niets ontziende intuïtie van Koenraad Tinel. Zoals hij telkens benadrukt, ontstaan dergelijke complexe beelden vanuit een intuïtief bezig-zijn, en dat is niet toevallig. Het is de dwalende geest op de grens van droom en begeerte, de haast blind rondtastende Teiresias, die ontwaakt in Tinels handen. En ja, ook hier is waarzeggerij in het geding: deze beelden tonen ons onomwonden een soort oerwil, een wereldwil om het met Schopenhauer te zeggen, iets wat buiten de levenden om gaat en hen onophoudelijk en blindweg in de greep houdt: de schoonheid van een extreem vitale energie, van een met de dood flirtende begeerte, de niets ontziende kracht die mensen en dieren met elkaar verbindt.
(...)
Het volledige essay is te vinden in het boek Koenraad Tinel, CRUX (MER.)
In het licht van de dag
De kunst van Koenraad Tinel ziet letterlijk en figuurlijk het licht in het kunstenaarsatelier. De tekeningen en sculpturen ontstaan onder het levende daglicht dat binnenvalt via een dakraam. De hedendaagse mens is sinds de uitvinding van de gloeilamp vervreemd van dit wonderlijke licht dat komt en gaat met de getijden van de seizoenen, met het verstrijken van de dag en de nacht. Tinel vindt inspiratie in de oude mythen. De tijd toen licht en vuur mekaars gezel waren. De tijd toen de geboorte van het licht ons elke dag verwonderde. Daglicht en het verglijden van de dag in de nacht, en de nacht in de dag, was eeuwenlang het biotoop waarin de wereld zichzelf heruitvond. Met het opkomen en ondergaan van de zon voltrok zich telkens weer een renaissance. Belangrijker nog, de tijd waarin het licht het overnam van het duister of waarin het duister het overnam van het licht, kreeg namen als dageraad en het uur blauw, wat betekent dat die tijdsmomenten de ruimte kregen om te bestaan. (…)
CRUX is dan ook een uitnodiging om de beelden van Koenraad Tinel ‘tijd’ te geven, zodat “tijd ruimte wordt”. Het specifieke daglicht en de setting van de abdij brengen de beelden en tekeningen in het licht van de dag tot leven en zo slaan ze een brug tussen de vervlogen mythische tijd en de razende, alles verzwelgende tijd van vandaag.
— Koen Van Synghel (curator & scenograaf)
Leysbroek Repingestraat 91 B-1570 Vollezele +32 (0)479 67 13 67 info@koenraadtinel.be